Ik ben al een paar weken aan het voorbereidend trainen voor het hardlopen. Het gaat hartstikke goed! Ik zie de uitdaging in iedere oefening en ga er iedere training weer voor de volle 100% voor.
Vroeger, nog een paar weken geleden, wilde ik het allebei, kwantiteit én kwaliteit. Waarom kiezen, als het ook allebei kan?
Ik was van zo goed mogelijk, maar ook van zo vaak mogelijk een oefening doen. Met het hardlopen had ik verschillende rondjes. Het ene rondje zo ver mogelijk, terwijl ik de ander zo snel mogelijk deed.
M’n fysiotherapeut denkt daar iets anders over bij het huidige trainen. “We gaan voor de kwaliteit, niet de kwantiteit.” Centraal staat dus de oefening zo goed mogelijk uitvoeren. En het aantal herhalingen doet er eigenlijk niet toe. Dat was al wennen. Er komt nog meer.
M’n fysiotherapeut last ook pauzes in met trainen. Ik houd met sporten van, mezelf uitdagen, grenzen over gaan en het voelen. Eigenlijk is dat niet alleen met sporten zo. Je kan dus bedenken wat ik daar van vond/vind. Ik vind het belachelijk.
Ik leer hier wel weer van merk ik in het dagelijks leven. Pauzes neem ik nu veel vaker, al is het maar vijf minuten. Even opladen.
En over kwantiteit versus kwaliteit zit ik nog na te denken. Ik ben nog niet overtuigd. Ik train wel anders, dat wel. Ik moet hier over nadenken is wel duidelijk.
Ik voel mij wel beter met dat trainen. Beter in m’n vel. Ik heb het idee dat ik meer fysieke dingen aankan. En ik kies nu ook meer, “Ik wil trainen, dus doe ik dat niet.” Ik kies over het algemeen meer voor mezelf. Doordat ik meer aankan, kom ik ook nog toe aan de dingen naast het trainen. Win-win, dacht ik zo!